Dagboek van een dokter in spé: nooit meer hetzelfde
- Dromen van een dokter
- 11 mei
- 2 minuten om te lezen
Het is een drukke dag tijdens mijn coschap geriatrie. Ik loop mee op de spoedeisende hulp, waar oudere patiënten binnenkomen met uiteenlopende klachten. De verpleegkundige vraagt me mee naar een nieuwe patiënt: een oudere man met buikpijn. Wanneer ik zijn kamer binnenloop, kijkt hij meteen op. Zijn gezicht licht op, en hij groet me met een ontwapenende openheid. Er zit iets puurs in zijn blik. Zijn dochter zit naast hem. Ze vertelt me dat haar vader licht verstandelijk beperkt is, en dat ze hem helpt met het begrijpen van situaties en uitleg. Al snel ontstaat er een bijna vanzelfsprekende klik tussen ons. Hij maakt grapjes, is nieuwsgierig, en kijkt me aan alsof hij probeert te peilen of ik te vertrouwen ben. Ik merk dat ik zacht praat, de tijd neem.

Tijdens het lichamelijk onderzoek valt me op dat hij wat kortademig is. Een beetje benauwd, al lijkt hij zich er zelf niet zo van bewust te zijn. We besluiten een longfoto te maken, voor de zekerheid. Even later zie ik op het scherm de uitslag. Een verdachte afwijking in de long. Alles wijst op longkanker. Uitgezaaid. Niet meer te genezen. Samen met de arts-assistent bespreken we het vervolg. Dan zeg ik, bijna vanzelfsprekend: “Ik wil dit gesprek graag zelf voeren.” Want ondanks — of misschien juist omdat — ik zelf weet hoe het is om slecht nieuws te krijgen, wil ik dat hij het van mij hoort. We hebben een goede klik en dit moment verdient een persoonlijke benadering. Omdat het leven voor hem na vandaag nooit meer hetzelfde zal zijn.
Ik ga bij hem zitten, zijn dochter zit naast zijn bed. Ik leg uit wat we hebben gezien en wat we vermoeden. Dat we nog onderzoeken gaan doen, maar dat de bevindingen ernstig zijn. Eerlijk, maar zacht. Duidelijk, maar met aandacht voor wie hij is. Het wordt stil in de kamer. Hij kijkt zijn dochter aan en draait zich daarna weer naar mij toe, zijn ogen gevuld met tranen, “Maar… ik wil nog zo graag leven, ik heb fijne kinderen en kleinkinderen.” zegt hij zacht, maar vastberaden.We praten nog een tijdje. Niet over details van behandelingen, maar over zijn leven. Over wat hij belangrijk vindt en de mensen van wie hij houdt.

Voordat hij naar de afdeling wordt gebracht geef ik hem een bemoedigend kneepje in zijn hand. “Morgen ben ik uw zaalarts op de afdeling.” Zijn gezicht ontspant een beetje. Hij glimlacht. “Fijn.”
Later die avond, als ik het ziekenhuis uitloop, kleurt de lucht oranje en roze. In de auto zet ik de radio aan. Uit de speakers klinkt Papa van Stef Bos. Ik krijg kippenvel op mijn armen. Ik denk aan hem en zijn dochter. Aan onze klik, zijn openheid, zijn wens om te leven. En ik realiseer opnieuw wat de kern is van dit vak: niet alleen genezen, maar nabij zijn. Zeker als genezing niet meer mogelijk is.
Comentarios